DE ‘ARCHITECTEN’ VAN HET BOS
Jan Dirk Oskam (1935-?)
‘Het gevoel van de Gideonsbende’
De heer Oskam is voorzitter van de Nederlandsche Vereniging van Ex-Politieke Gevangenen en vice-voorzitter van de Stichting Samenwerkend Verzet 1940-1945. Hij is nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van het Bos der Onverzettelijken.
Kunt u iets vertellen over uw rol in de bezettingstijd?
Ja, maar ik wil voorop stellen dat mijn rol in het verzet heel bescheiden is geweest. Ik was een jongen toen de oorlog uitbrak. Ik zat op de HBS. Pas in 1943 ben ik actiever bij het verzet betrokken geraakt. Mijn werkzaamheden bestonden voornamelijk uit koeriersdiensten. Ik kreeg dan een brief in mijn handen gedrukt om te vervoeren. Daarnaast heb ik geholpen bij het vinden van onderduikadressen. Drie keer ben ik op zoek geweest naar een duikadres voor Joodse echtparen. Dat was in de Alblasserwaard waar ik vandaan kom. Maar ik was bijvoorbeeld geen gesprekspartner in het beleidsoverleg van mijn verzetsgroep. Daarvoor was ik te jong.
Wat was uw aanleiding om verzetswerk te gaan doen?
Op 27 april 1942 werd het dragen van de Davidsster verplicht gesteld voor Joodse mensen. Ik vond het belachelijk dat Joodse mensen met zoiets moesten lopen. Uit protest tegen die maatregel heb ik toen met drie vrienden ook drie dagen een Davidsster gedragen terwijl geen van ons Joods was. Ik weet niet meer of er überhaupt een Joodse jongen of een Joods meisjes bij ons op de HBS zat. Maar daar ging het ons niet om. Het ging om het aan de kaak stellen van een discriminerende maatregel.
Voor welke organisatie werkte u?
Ik werkte voor een zelfstandige verzorgingsgroep van ongeveer 8 mensen die zich had aangesloten bij Nomedos. Dat staat voor Niet Ondergaan Met En Door Onze Schuld. Nomedos stond onder leiding van de heer Vermey, mijn leraar Duits op de HBS. Nomedos was een organisatie die over heel Rotterdam verspreid zat. De belangrijkste activiteit van ons kleine groepje was het zorgen voor de familie van kostwinners die na arrestatie naar concentratiekampen waren afgevoerd. Dat deden we via Nomedos. Maar ik vermoed, dat de top van mijn groep contacten had met andere verzetgroepen omdat we ook andere dingen deden. Zoals het zoeken naar een onderduikadres voor die Joodse mensen in de Alblasserwaard.
Waar bestonden uw werkzaamheden uit?
Zoals ik al zei: het verrichten van koeriersdiensten en incidenteel het zoeken naar een onderduikadres. Verder heb ik ‘Je maintiendrai’ verspreid, een verzetsblad. De verspreiding hield in dat ik het blad op kantoor uitdeelde en bij elke nieuwe uitgave stopte ik er een aantal in de brievenbussen. Dat laatste gebeurde ’s nachts. Ik moet eerlijk zeggen, dat ik de inhoud veel te hoogdravend vond. De krant besprak vaak de ideeën over de politiek na de oorlog. Maar daar had ik niet zoveel belangstelling voor. We hadden onze handen vol aan wat er op dat moment gebeurde.
Hing uw groep een specifieke ideologie aan?
Nee, die was er niet. Onze groep was heel divers van samenstelling. Ik was bijvoorbeeld van gereformeerden huize, onze commandant was katholiek en er zaten ook twee communisten bij. Maar ideologie speelde eigenlijk geen rol. Je zat daar niet om met elkaar naar de kerk te gaan maar om iets te doen.
Was u niet bang om gepakt te worden?
Nee, onze groep had een heel slimme leiding. Daar vertrouwde ik op. Bovendien waren we maar met een paar mensen en we waren geen knokploeg. Ons werk was puur administratief en verzorgend. Ik weet trouwens bijna zeker, dat niemand van onze groep of van Nomedos tegen de lamp is gelopen omdat onze administratie en systeem zo goed in elkaar zaten.
Behalve u dan
Ja, in april 1944 ben ik gepakt. Ik heb toen een tijd in kamp Amersfoort gezeten. Daarna werd ik op transport gezet naar concentratiekamp Neuengamme. Ik ben onderweg uit de trein gesprongen. Dat was in de Achterhoek. Daarna heb ik ondergedoken gezeten tot het einde van de oorlog. Pas in juni 1945 kwam ik terug in Rotterdam. Maar ik sta liever niet te lang stil bij die periode.
Hoe was het voor u om in het verzet actief te zijn?
Je kunt het vergelijken met het gevoel van de Gideonsbende. Dat is een term uit het Oude Testament. Gideon ging met een kleine groep soldaten op pad met ludieke zelfgemaakte wapens. Met de hulp van God versloegen ze daarmee een veel sterkere vijand. Kijk, in Nederland woonden in de oorlog acht miljoen mensen. Die konden niet met zijn allen actief in het verzet gaan. De meeste mensen hielden zich rustig om maar niet in de gaten te lopen. Dat was heel logisch. Zeker als je een gezin had. Het is immers de natuurlijke reactie van de mens om eerst zichzelf te beschermen. Dat wil echter niet zeggen, dat er geen massaal verzet werd gepleegd in Nederland. Veel mensen deden wel iets. Je liep bijvoorbeeld een groot risico als je Joodse mensen hielp. Daar wordt naar mijn overtuiging veel te laconiek over gedaan. Het is vooral door de omstandigheden dat mijn verhaal anders is. Ik was jong en had geen gezin. Én ik wist toevallig waar het verzet zich afspeelde. Maar dat lukte niet iedereen. Het was heel moeilijk om je bij een groep aan te sluiten omdat er een gerechtvaardigde angst voor verraad bestond. ?Het woord verzet stond niet in het telefoonboek?, zei iemand ooit. En daar zit een kern van waarheid in.
Wat is voor u typerend aan het Nederlandse verzet?
Dat het van onderop kwam. Daardoor was het ook heel lokaal georganiseerd en divers van omvang. Iedereen moest zelf bedenken hoe het verzet eruit moest zien. Je kon immers niet met 200 man bij elkaar komen. Dat hadden de Duitsers niet getolereerd. Maar ondanks die verscheidenheid was er wel een gemeenschappelijke drijfveer: ?die Moffen moeten eruit?. Daar streden we voor.
Wat waren uw verwachtingen na de oorlog?
Ik dacht helemaal niet na over de periode na de oorlog. Maar toen het eenmaal zover was, toen we bevrijd waren, raakte ik wel teleurgesteld over de manier waarop de mensen die terugkwamen in Nederland zijn opgevangen. In Nederland zijn circa 16.000 mensen actief in het verzet geweest. Daarnaast kwam een groot aantal mensen in 1945 terug uit de kampen in Duitsland en het Oosten. Die groepen zijn helemaal vergeten. Of je ?s nachts wakker lag van je ervaringen, daarin was eigenlijk niemand geïnteresseerd. De opvang was minimaal. Er zijn mensen die toen zij over de grens kwamen een tijd opgesloten hebben gezeten met gevangenen die lid van de NSB waren geweest. Dat is toch een schande?
Verder moest je na de oorlog weer aan het werk. We moesten Nederland weer opbouwen. Dat was het gevoel. Maar wat er was gebeurd, droeg je wel mee. Ik heb zelf nog 1,5 jaar met een pistool op zak gelopen. Mijn vrouw heeft dat pistool op een gegeven moment bij de politie ingeleverd met het verhaal dat jongetjes hem op straat hadden gevonden. De betrokken politieman geloofde er volgens mij geen donder van.
Hoe bent u betrokken geraakt bij het Bos der Onverzettelijken en wat betekent het voor u?
Dat zal ik u vertellen. Op of rond 31 augustus herdenken wij altijd het verzet. Op de Dag van het Verzet in 1992 kwam het initiatief van het Bos tot stand. De heer Molthof, de toenmalige voorzitter van onze Stichting, stelde mij voor om met Harry Verheij te praten over diens ideeën om een levend monument voor het Verzet te realiseren. Hij sprak toen de historische woorden ?Als ik een communist en een gereformeerde jongen bij elkaar zet, dan moet er wel iets goeds uit komen?. Of dat zo is, laat ik graag aan anderen ter beoordeling.
Ik zou willen dat het Bos een monument is. Een monument dat aan twee of drie generaties na ons vertelt wat wij hebben gedaan en waar wij voor stonden. En dat geen offer ons te groot was om dat voor elkaar te krijgen.